De term lijkt te duiden op iets vrolijks en in veel gevallen is het niet meer dan uit de hand gelopen kattenkwaad, maar als het om joyriding (art. 11 WVW) gaat zijn politie en justitie over het algemeen niet op een glimlach te betrappen. Joyriding wordt gezien als een ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid en is daarom strafbaar gesteld in artikel 11 Wegenverkeerswet. Wanneer u of uw kind wordt beschuldigd van joyriding, is het goede nieuws dat het Openbaar Ministerie er blijkbaar in ieder geval van overtuigd is dat er geen sprake was van diefstal. Toch kan de aanklacht grote gevolgen hebben. Bij een veroordeling wegens joyriding kan in het uiterste geval een gevangenisstraf van 6 maanden worden opgelegd. Laat het niet zover komen en schakel bij het ontstaan van verdenkingen rondom joyriding direct een van onze verkeersrechtadvocaten in. Deze kan u van begin tot eind begeleiden, ook als ouder, en helpt u met het verweer tegen de beschuldigingen. Vul het contactformulier met uw gegevens en wij bellen u zo snel mogelijk voor een eerste, vrijblijvende kennismaking.
Inhoud
Wat is joyriding?
Joyriding is het ongeoorloofd gebruikmaken van andermans motorvoertuig. Het ontstaat wanneer iemand opzettelijk zonder (impliciete of expliciete) toestemming van de eigenaar met diens motorvoertuig de openbare weg op gaat, maar wel de intentie heeft dat voertuig na gebruik weer terug te brengen. Is dit laatste niet het geval, dan spreekt men van diefstal. Joyriding staat beschreven in artikel 11 van de Wegenverkeerswet.
(Voorwaardelijke) opzet noodzakelijk
Om joyriding bewezen te krijgen is het niet voldoende dat de eigenaar van het voertuig geen toestemming heeft gegeven voor gebruik. De verdachte maakt zich alleen schuldig aan joyriding wanneer deze het voertuig van de ander opzettelijk zonder toestemming heeft gebruikt. Dat lijkt vanzelfsprekend, want je kunt niet per ongeluk met een auto, motorfiets, scooter of ander motorvoertuig rijden. Het gaat hier echter om de vraag of de verdachte wist of bewust het risico heeft genomen dat hij zonder toestemming handelde. Dit noemt men ook wel voorwaardelijke opzet, een factor die ook een rol speelt bij doodslag in het verkeer (art. 287 Sr).
We spreken bijvoorbeeld van voorwaardelijke opzet wanneer een verdachte zonder te vragen de sleutels van het motorvoertuig heeft gepakt, of niet wist van wie het voertuig eigenlijk was. De verdachte accepteert in dit geval de aanzienlijke kans dat hij zonder toestemming handelt. Stel echter dat een ander persoon doet alsof hij de eigenaar van het voertuig is en de verdachte toestemming geeft het te gebruiken, dan kan de verdachte vaak niet aangerekend worden dat hij daar in is getrapt. In dit soort gevallen heeft de verdachte het voertuig weliswaar zonder toestemming van de feitelijke eigenaar gebruikt, maar gebeurde dat onopzettelijk. Tenzij er natuurlijk omstandigheden zijn die maken dat de verdachte beter had moeten weten, maar dat is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen.
Ook passagier kan aangeklaagd worden wegens joyriding
In principe wordt met gebruiken het besturen van het voertuig bedoeld. Als de passagier of passagiers echter nauw, bewust en volledig met de bestuurder hebben samengewerkt om het voertuig te kunnen gebruiken dan kunnen ook zij worden aangeklaagd wegens het (mede)plegen van joyriding. In dat geval verschijnt dus niet alleen de bestuurder voor de rechter, maar moeten meerdere inzittenden van het voertuig zich in de rechtszaal verantwoorden.
Verschil joyriding en diefstal
De omschrijving van joyriding heeft veel weg van diefstal; in beide gevallen is de verdachte er immers zonder toestemming van de eigenaar met diens voertuig vandoor gegaan. Het verschil tussen de twee zit hem in de vraag wat de verdachte met het motorvoertuig wilde doen. Wilde deze het voertuig slechts tijdelijk ‘lenen’ om een ritje mee te maken dan noemen we dat joyriden, maar als de intentie om het voertuig na eenmalig gebruik weer terug te brengen ontbreekt dan luidt de aanklacht diefstal. Men zegt dan dat de verdachte zich het voertuig ‘toe wilde eigenen’ (in feite het eigendom wilde overnemen), bijvoorbeeld om het weer door te verkopen aan een ander.
Alhoewel het verschil tussen joyriding en diefstal kraakhelder lijkt, zijn er situaties waarin het onderscheid minder gemakkelijk te maken is. In dat geval zal uit het geheel van alle gedragingen van de verdachte duidelijk moeten worden of er sprake is van joyriding of de aanklacht verzwaard wordt tot diefstal. Als het meegenomen voertuig bijvoorbeeld van een bekende is, duidt dit vaak op joyriding (denk aan het kind dat stiekem op pad gaat met de auto van zijn ouders).
Straffen joyriding (art. 11 WVW)
Joyriding is een serieus delict, dat door justitie als zodanig wordt behandeld. Als het komt tot een veroordeling is de straf dan ook vaak niet mals. In het uiterste geval kan zelfs een gevangenisstraf van 6 maanden worden opgelegd, al zal het in de meeste gevallen bij een flinke geldboete blijven.
Richtlijn Openbaar Ministerie
Om het zichzelf en de rechter gemakkelijker te maken, het proces te versnellen en te zorgen voor een zekere rechtsgelijkheid, hanteert het Openbaar Ministerie een richtlijn voor de strafvordering in zaken van joyriding. Dat wil zeggen dat men een overzicht heeft opgesteld dat kan worden gebruikt om te berekenen hoe hoog de strafeis ongeveer zou moeten zijn. De richtlijn van het Openbaar Ministerie is grotendeels gebaseerd op de vraag of, en zo ja hoe vaak de verdachte al eerder is veroordeeld wegens joyriding. De eerste keer komt men meestal nog weg met een geldboete, maar gaat iemand daarna opnieuw in de fout dan wordt de strafeis vaak al flink opgeschroefd. Bij meerdere keren recidive is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken vrijwel onvermijdelijk.
Indicatie strafeis | |
Eerste keer | Een geldboete van € 850, afhandeling buiten de rechtszaal (geen dagvaarding) |
Tweede keer (eenmalige recidive) |
Een taakstraf van 80 uur gekoppeld aan 2 weken voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar, of in geval van een taakstrafverbod: een geldboete van € 1200 gekoppeld aan 2 weken voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar (verdachte ontvangt in beide gevallen een dagvaarding om te verschijnen voor de rechter) |
Vanaf de derde keer (meermaals recidive) |
2 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf (verdachte ontvangt een dagvaarding om te verschijnen voor de rechter) |
Taakstrafverbod en ontzegging rijbevoegdheid (OBM)
In artikel 22b Wetboek van Strafrecht staat beschreven dat wanneer een verdachte in de afgelopen 5 jaar al eens een taakstraf opgelegd heeft gekregen, hij of zij bij veroordeling niet opnieuw alleen een taakstraf opgelegd kan worden. Dit noemt men een taakstrafverbod. In geval van een taakstrafverbod mag een taakstraf wel in combinatie met een andere straf worden opgelegd, maar niet als enige straf (men spreekt in het laatste geval ook wel van een ‘kale’ taakstraf).
Voor joyriding kan geen ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd, omdat het vergrijp niet is opgenomen in het wetsartikel dat de redenen voor een rijontzegging beschrijft (artikel 179 van de Wegenverkeerswet). In geval van veroordeling hoeft u dus niet te vrezen voor rijden tijdens een rijontzegging.
Verweren tegen aanklacht joyriding
Of de rechter uiteindelijk komt tot een veroordeling wegens joyriding is sterk afhankelijk van de omstandigheden rondom het voorval. Vaak komt de bal aan het rollen door een aangifte door de eigenaar van het voertuig, waarin deze melding maakt van het gebruik zonder diens toestemming. Veroordeling is in dat geval echter nog lang niet zeker. Zo hoeft de toestemming voor het gebruik van het voertuig bijvoorbeeld niet iedere keer expliciet gegeven te worden. Er bestaat zoiets als impliciete toestemming of ‘gewoonterecht’; als u het motorvoertuig wel vaker hebt gebruikt zonder vooraf om toestemming te vragen en de eigenaar daar voorheen nooit bezwaar tegen heeft gehad, moet hij of zij duidelijk kunnen maken waarom dat in dit geval anders was én u dat had kunnen weten. Dat laatste speelt immers een rol bij het bewijzen van de benodigde (voorwaardelijke) opzet. Het verweer tegen een beschuldiging van joyriding zal zich dan ook vaak toespitsen op de vraag of u wist of kon weten dat u zonder toestemming van de eigenaar handelde.
Zoek altijd juridische hulp bij aanklacht wegens joyriding
Joyriding ontstaat in veel gevallen uit baldadigheid of verveling. Veroordeelden zijn vaak jong en niet of nauwelijks op de hoogte van het enorme veiligheidsrisico dat zij nemen. Het is precies om deze reden dat het Openbaar Ministerie hard tegen joyriding optreedt, om de betrokkenen zo ‘een lesje te leren’ in de hoop dat zij zich niet opnieuw aan dergelijk gevaarlijk gedrag bezondigen. Dat lesje is echter lang niet in alle gevallen op zijn plaats. Soms gaat het om een eerlijk misverstand en valt de verdachte niet te verwijten dat deze blijkbaar zonder toestemming van de eigenaar een voertuig heeft gebruikt. Wie heeft er dan gelijk? Om die discussie kansrijk te kunnen voeren doet u er verstandig aan een advocaat in te schakelen. Onze verkeersrechtspecialisten kunnen terugvallen op een jarenlange ervaring met joyridingskwesties. Zo kunnen zij ook voor uw specifieke geval een solide verdedigingsstrategie optuigen, die de kans op vrijspraak of strafvermindering ten opzichte van de richtlijn aanzienlijk vergroot. Zet deze juridische hulptroepen vandaag nog voor u aan het werk door het formulier op de site te vullen met uw contactgegevens. Een van onze gespecialiseerde advocaten neemt dan vaak dezelfde (werk)dag nog contact met u op voor een geheel vrijblijvend, gratis oriënterend gesprek.